De thuisbasis
Ewoutje groeit op in een drukke, nare egoïstische, egocentrische wereld. Hij is 17 jaar en zit in 5 VWO. Veel tijd gaat op met het spelen van computerspelletjes. Hij heeft een nieuwe PS5 met breedbeeld op zijn kamer.
Hij moet een keuze maken naar welke school hij gaat na de middelbare school. Zijn ouders zien hem het liefst naar de universiteit gaan om wetenschapper te worden of dokter of bankier of … nou ja in ieder geval iets dat aanzien heeft en waarmee hij veel geld kan verdienen. Ze dringen erg aan op deze keuze.
Ewoutje, die eigenlijk Eduard Wouter Sophie heet, weet het allemaal echt niet meer. Hij zit gevangen in een web van het onderwijs, zijn ouders, zijn sociale media, zijn games, zijn voetbal, zijn bijlessen en zijn gitaarlessen. Een kluwen van moeten, verwachtingen, onzekerheid en eenzaamheid. Zijn vader en moeder zijn lieve mensen met een middeninkomen en moeten veel en vaak werken om alles te kunnen blijven betalen. Ze hebben het beste met Ewoutje voor, maar zien hem weinig in tegenstelling tot zijn opa en oma waar hij vaak op bezoek gaat.
Soms tolt het hoofd van Ewoutje zo erg, dat hij geen zin heeft om iets te doen, behalve in bed blijven liggen en erg ontevreden en ongelukkig zijn. Op een dag draait de tol zo hard, dat het lijkt alsof zijn hoofd uit elkaar spat. Iedereen, de docenten op school, zijn ouders, vrienden op internet heeft het beste met hem en zijn toekomst voor en voorspellen een gelukkig leven. Ze doen voorspellingen over een ‘geweldige’ toekomst, als hij maar een beetje in het gareel blijft lopen. Ewoutje wil voor nu echter maar één ding: stilte.
Ontwaken
Ewoutje neemt een dapper besluit. Het is de eerste dag van de voorjaarsvakantie. Hij wil het niet meer zo. Hij wil niet door een schermpje naar de wereld kijken en bekeken worden. Hij wil een wereld waarin mensen hem zien als iemand met een eigen wil, waar hij zijn eigen pad kan bewandelen, maar ook een wereld waarin mensen elkaar weer liefdevol aanraken (omarmen) en er zijn voor elkaar. Hij wil een rechtvaardige wereld, zonder uitputting van de aarde ten koste van velen en ten gunste van enkelen. Hij wil de wereld echt zien. Niet via een beeldscherm, maar fysiek en aanraakbaar. Ewoutje loopt weg van huis op zoek naar een betere wereld. Maar waar moet hij beginnen?
Weerstand
Om te voorkomen dat ze hem vinden heeft hij zijn mobieltje thuisgelaten en zwerft onzichtbaar door de straten van de stad. Hij heeft zijn spaarcenten meegenomen voor eten en drinken en kan zo nog wel een paar weken vooruit denkt hij. Slapen doet hij in de oude stookkelder van de school, zonder dat iemand hem ziet. De kelder staat al jaren leeg en er komt nooit iemand. Als iedereen weg is en het donker is sluipt hij via het schoolplein door een luikje de kelder in waar hij zijn eigen, kleine wereld heeft gebouwd. De kans dat hij ontdekt wordt is heel klein, het is immers ook vakantie.
Hij komt zo een beetje tot rust en bedenkt een groots plan om de wereld een beetje beter te maken. Het eerste dat hij doet is een briefje maken van de dingen die moeten veranderen. Zijn brief omvat zeven punten die hij wil veranderen.
- Rust
- Meer tijd met vrienden en familie, live en zonder beeldscherm
- Geen arme mensen meer
- Vrede
- Mijn eigen keuze mogen maken
- Minder rommel in de aarde
- Geen eenzame mensen meer
Maar waar en hoe moet hij beginnen, hij is nog zo klein? Maar dan neemt hij een besluit, want hij voelt de innerlijke drang om de wereld te redden.
De magische helper
Ewoutje loopt ineengedoken in zijn hoodie door de stad en mijdt daarbij de drukke straten. In een van de zijstraatjes ontdekt hij een winkeltje dat hij eerder nooit zag. Wat hem opvalt is het bordje op de deur, waarop staat: ‘Open voor iedereen’.
Hij besluit naar binnen te gaan, op het gevaar af ontdekt te worden. Zijn jeugdige nieuwsgierigheid wint het echter en hij opent de deur. In de winkel staat een indrukwekkende rijzige vrouw, die allerlei voor hem vreemde voorwerpen afstoft, oppoets en rechtzet.
Ze begroet hem en vraagt of hij iets speciaals zoekt. Ewoutje antwoordt weifelend dat ze waarschijnlijk toch niet verkoopt wat hij zoekt. Ze daagt hem uit en vraagt wat hij echt wil.
Hij pakt de brief uit zijn zak en geeft die aan de vrouw, als ware het een boodschappenlijst voor de avondmaaltijd.
De vrouw kijkt even naar de brief en glimlacht. Ze zegt dat ze deze dingen inderdaad niet in haar winkeltje heeft. Als hij zich teleurgesteld omdraait om weg te gaan zegt de vrouw: “Maar lieve jongen, de dingen die je zoekt vind je wél buiten. Ze zijn er echt. Voor jou en voor iedereen. Je moet ze alleen goed zoeken, want ze zijn verstopt in de wirwar van het leven.”
“Waar moet ik beginnen met zoeken dan?” vraagt Ewoutje een beetje wanhopig.
“Zo dichtbij mogelijk.”
“Maar ik zoek al een paar dagen en ik heb nog niks gevonden.” maar dan bedenkt hij zich en zegt: “Of misschien toch wel. Ik leef al een paar dagen zonder telefoontje en dat gaat hartstikke goed. Ik kan dus al een heel klein dingetje wegstrepen.”
Tijdens het praten met de vrouw komt er een meisje van achteruit het woonhuis de winkel binnen. Ewoutje valt even stil. Het meisje straalt iets bijzonders uit. Rust, moed, kracht, eigenlijk alles. Bovendien is ze prachtig mooi.
“Dit is Sarah, mijn dochter. Ze is 18 en bijzonder slim. Misschien wil ze je wel helpen met zoeken. Mijn naam naam is trouwens Areshia.”
“Hoi,” zegt Sarah, “Wat zoekt je dan?” En als ze op het briefje kijkt zegt ze: “Pfff, dat is niet niks, maar ik ken wel wat mensen die ‘ons’ kunnen helpen. Hoe heet die man ook al weer uit het park, mam?”
“Zei je ‘ons’? Bedoel je dat je me gaat helpen?”
“Ja, mag dat mam?” vraagt Sarah.
Ewoutje is onder de indruk van de vriendelijkheid van Areshia en Sarah en besluit om het hele verhaal aan Sarah en haar moeder te vertellen. Van het tollen, van het weglopen en zijn slaapplaats op school.
“Je kunt beter bij ons komen logeren, dan in een vochtige kelder slapen. Maar dan moet je wel aan je ouders laten weten dat het goed met je gaat. Ze zullen inmiddels vreselijk ongerust zijn. Hier, schrijf ze maar een geruststellende brief. Wil je dat?” Hij knikt en begint zich al behoorlijk op zijn gemak te voelen.
Areshia geeft hem een pen en papier en Ewoutje Schrijft zijn ouders een mooie brief dat het goed met hem gaat en dat wat hij nu doet iets is dat hij zelf graag wil doen, maar ook voor de wereld. Hij noemt het in de brief een soort werkvakantie. Hij belooft regelmatig iets van zich te laten horen en ow ja, dat hij voor het eind van de vakantie weer thuis komt. Hij besluit de brief te ondertekenen met ‘Eduard Wouter Sophie, Held in opleiding’.
‘s Avonds doet Sarah stiekem de brief door de brievenbus van Ewout’s huis en rent dan terug naar het huis achter het winkeltje om een plan de campagne te maken.
“Stel dat jij het voor het zeggen had in dit land, wat moet er dan allemaal veranderen?”
“Nou als ik koning van dit land was, dan zou er heel wat veranderen, zodat het allemaal een beetje leuker wordt. Iemand vertelde me eens een verhaal over wat hij zou doen als hij de koning was. Nou, dat wil ik dus ook zo. Maar niet zo groots, gewoon dat de mensen een beetje liever voor elkaar zijn en zo.”
Sarah luistert naar Ewoutje en zegt dat ze morgen gaan beginnen met het uitvoeren van dat geweldige plan. “Je bent zo schattig, misschien moet jij wel de koning van dit land worden.”
Ewoutje kijkt naar zijn schoenen en glimlacht verlegen. Maar helden zijn toch nooit verlegen? Hij is stoer en ridderlijk en wil alleen dat het allemaal een beetje beter wordt.
Weg der beproeving
De volgende dag gaan Sarah en Ewoutje op pad voor hun ‘koninklijke’ opdracht. Hij vraagt aan Sarah hoe ze er al eerste voor kunnen voor kunnen zorgen dat de mensen een beetje minder arm worden.
“Wat is armoede precies?” vraagt Sarah.
“Nou als mensen niet kunnen kopen wat ze willen kopen.” zegt Ewoutje
“Ow, maar is het dan niet makkelijker als de mensen iets minder willen? Of misschien andere dingen willen.”
“Huh, iets minder willen?”
“Ja, veel mensen willen steeds meer en meer. Hebben ze net een nieuwe telefoon, dan willen ze een nog nieuwere. Of hebben ze net een leuke partner, willen ze weer een nieuwe. En wat ze niet meer willen, swipen ze weg.”
“Wil jij dat niet dan bijvoorbeeld niet de nieuwe Fifa hebben of GTA voor je playstation?”
“Ewoutje, ik heb niet eens een playstation. Als ik een spelletje wil doen, dan vraag ik mijn vriendinnen uit de klas om te komen Monopoliën of we spelen een potje pesten. Mijn moeder kent bijna alle kaartspelletjes. We spelen dan de hele zondagmiddag of avond, drinken lekker limo en hebben een hoop lol.”
Ewoutje snapt er werkelijk niks van. Hoe kun je nou geen computerspelletjes spelen? Hij vindt Sarah maar een rare.
“Maar computerspelletjes zijn toch heel leuk. Altijd prachtige plaatjes, snelle acties en noem maar op.”
“Als ik prachtige plaatjes wil, dan ga ik naar de bibliotheek en leen een boek over bergen of woestijnen. Of ik lees over vissen en kijk plaatjes van vogels. Nog leuker vind ik het om samen met mamma de polder in te gaan om naar de dieren te kijken die we zien zwemmen, vliegen en lopen. Mamma weet heel veel over dieren en kent wel duizend verhalen over ze. Vaak vergelijkt ze dieren met mensen. Door dat wandelen en mamma’s verhalen komen alle plaatjes in mijn hoofd. En als ik dan een boek lees, zie ik zwarte letters op wit papier, maar achter mijn ogen worden dat levende schilderijen in een miljoen kleuren. Dat heet fan-ta-sie Ewoutje.”
“Met de letters in de boeken kun je woorden maken en met de woorden kun je beschrijven wat je ziet en wat je voelt, wat je hoort en wat je ruikt. Ook je eigen fantasie kun je in woorden vatten. Zo ontstaan weer nieuwe verhalen.
Bijna alles kun je in woorden vatten. Ik zeg bijna alles, want er blijven altijd ‘onzegbare’ dingen. Dat zijn de dingen die je wel voelt, maar niet kan pakken met woorden. Je kunt ze niet noemen, maar ze zijn er wel. Die dingen moeten we misschien ook niet willen noemen, maar gewoon accepteren dat ze er zijn. Zo blijven dingen ook een beetje mysterieus”
Ewoutje merkt dat hij rustig en onrustig tegelijk wordt van Sarah. Zijn hoofd tolt niet meer van alles dat moet, maar golft nu van verbazing en verwondering. Vooral over de wijsheid van zijn nieuwe vriendinnetje.
“Nu weer even terug over die armoede, weet je trouwens wat een nieuw computerspelletje kost?”
Dat wist Ewoutje niet, want hij krijgt ze altijd van zijn ouders.
“De meeste spelletjes kosten tussen de 50 en 70 euro. Dat is evenveel als een jaarabonnement op de bibliotheek. En voor jouw troost: bij de bibliotheek kun je ook computerspellen lenen. En ow ja: speelkaarten kosten maar een of twee euro per spel.
Stel nou dat jouw moeder alleen is, weinig verdient en jij zeurt maar om de nieuwste spelletjes. Je moeder zal zich elke keer schuldig voelen als ze het je niet kan geven. In feite zorg jij er dan voor dat ze zich arm voelt. Armoede is dus voor een deel het niet kunnen kopen van dingen die je wilt, maar eigenlijk niet nodig hebt.”
De hersentjes van Ewoutje maken overuren. Sarah is toch echt niet zo mal als hij dacht. Zo heeft hij er nog nooit over nagedacht.
“Maar ik speel ook spelletjes over superhelden die mensen redden en zo. Batman, Superman en noem maar op.” probeert hij nog.
Sarah lacht en zegt:”Maar jij wilde toch zelf de held zijn? Volgens mij heb jij geen helden nodig om anderen te redden.”
De bewondering voor Sarah groeit met de minuut. Sarah heeft steeds een antwoord op zijn vragen en opmerkingen, ook als hij die nog niet eens gemaakt heeft. Hij vindt het eigenlijk wel fijn dat hij bij haar in de buurt is. Ze lijkt weinig last te hebben van de dingen die hem juist zo’n zorgen baren. Zit de oplossing van zijn problemen dan echt in zijn eigen blik op de wereld? Als hij echt minder dure dingen wil, hoeven zijn ouders dan minder hard te werken en zijn ze vaker samen? Zou het werkelijk zo simpel zijn? Hij kan het allicht proberen.
Dan vertelt Sarah het verhaal van haar lievelingstante Sandy. Die wilde dit, en wilde dat en grootse avonturen beleven. Ze was daarvoor naar Australië gegaan en had zelfs een helikoptervlucht geboekt boven het Great Barrier reef.
Toen de vakantie voorbij was kwam ze droevig thuis, want niks van dat alles had de leegte en onzekerheid kunnen vullen. Ze heeft daarna een tijdje bij ons thuis gewoond en mamma heeft haar geleerd om anders naar zichzelf en de dingen te kijken.
Ze lopen inmiddels al de hele morgen door de stad, maar Ewoutje heeft niet echt het idee dat ze grootse daden verrichten.
Sarah loopt ontspannen en glimlachend naast hem en neemt de geluiden van de stad in zich op. Ze geniet van de mussen en de spreeuwen, kan lachen om het gierende geluid van de stalen wielen van de tram op de rails, die soms een oorverdovend gepiep veroorzaken, dat weer wordt nagedaan door de meeuwen in de stad.
“Hoor je dat Ewoutje, die urbane symfonie. Die heb je in elke stad en ondanks dat de instrumenten in elke stad hetzelfde zijn, klinkt de symfonie overal anders.”
Ewoutje luistert goed en begint de symfonie te horen. Het lukt hem steeds beter om de aparte instrumenten te ontdekken. De ruziënde buren, het geklop van de stratenmakers, het ruisen van de wind door de ontluikende bladerdekken van de bomen. Hij begint plezier te krijgen in de geluiden.
Ongemerkt zijn ze aan de rand van de stad gekomen en lopen het bos in. “Luister weer goed naar de muziek, hoe de instrumenten veranderen, en er nieuwe instrumenten voor terugkomen. De symfonie verandert.”
Ewoutje vindt het prachtig, maar vraagt dan aan Sarah: “Is het ook ergens echt stil?”
“Nee, wij kunnen de stilte nooit horen, omdat als de omgeving stil is, je altijd het geluid hoort van je eigen ademhaling en hartslag, die in een kalm ritme voortgaan en als het ware een mini orkestje vormen. Het orchestra autonoma, jouw autonome orkest. De stilte zelf, die kun je dus alleen denken.”
“Sarah, jij bent echt heel slim hè? Je denkt vrij, geniet van bijna niks, maar een niks waarin jij alles ziet. Ik zou willen dat ik een beetje jou was. Dat zou me heel blij maken” zegt Ewoutje verlegen.
Thuiskomen
Sarah bloost nu ook een beetje en zwijgend lopen ze verder door het bos en proberen door de geluiden van het bos heen het kloppen van hun hart te horen. Dat kost ze geen enkele moeite want van beiden bonkt het meer dan dat het klopt. Het zijn paukenslagen op de trommel der liefde. Voorzichtig laat Sarah haar hand in de hand van Ewoutje glijden.
Midden in het bos houden ze stil en Sarah zegt:”Kijk om je heen en luister nogmaals heel goed.“
“Je kunt willen wat je zelf wilt en dat moet je ook zeker doen. Als je de vrijheid aankunt die de natuur je biedt kun je je eigen held zijn en juiste keuzes maken, voor jezelf, maar altijd moet je rekening houden met de mensen met wie je samenleeft. (Ubuntu) Maar probeer niks te willen dat tegen de natuur ingaat, want de wil van moeder natuur is sterker dan de jouwe, dan de mijne en sterker dan die van iedereen. In de natuur is de wet: als het niet gaat zoals je wilt moet je willen zoals het gaat. En zo blijft het toch jouw wil. Nou, genoeg gefilosofeert. Dit is wat ik nu wil … “ Zegt Sarah met een glimlach en geeft Ewoutje een kus.
De Schat
Hand in hand lopen ze zwijgend terug door het bos en de stad terug naar het winkeltje van Areshia.
Kijk ze lopen: de held en zijn magische helper, of was het nou andersom en was Sarah de held en hij de helper of degene die juist gered is. Hij weet het allemaal niet meer, maar het kan hem ook eigenlijk niet zoveel schelen. Hij weet wat hem te doen staat.
Areshia begroet hen opgewekt als ze de winkel binnenstappen en zegt:”Kom, ik heb een verrassing voor jullie.”
In de knusse huiskamer achter de winkel zitten de ouders van Ewoutje te wachten, die Areshia heeft uitgenodigd. Als hij hen ziet verstijft hij een beetje, maar zijn moeder opent haar armen en Ewoutje neemt een run en springt haar zowat omver van blijdschap. Opgewonden begint hij te vertellen over wat hij vandaag gehoord en ontdekt heeft. En sluit af met “Mam en pap, ik ga leren willen wat ik wil, echt wil en jullie mogen me daarbij helpen. En Sarah en Areshia en mamma natuur, maar ík wil wat ík wil. En als ik weet wat ik wil, ga ik anderen helpen te willen wat ze willen, want ik ben Eduard Wouter Sophie, held in opleiding.” zegt hij dapper.


